Bij Portus Groene Hart komt het werken aan de basisvaardigheden vooral tot uiting tijdens de organisatiedagen. In maart hebben we tijdens de organisatiedagen met het docententeam stilgestaan bij curriculumontwikkeling en de dekking van de basisvaardigheden in het huidige curriculum. Op het Portus Groene Hart hadden we het idee dat we de basisvaardigheden wel goed aanboden maar zeker weten deden we dat niet.
Onze organisatiedag had twee concrete doelen. Aan het eind van de dag:
- – Heeft het docententeam een duidelijk beeld van wat de verschillende basisvaardigheden precies zijn.
- – Hebben we inzichtelijk gemaakt welke basisvaardigheden we afdekken, hoe vaak en hoe in de hele onderbouw.
Van documentatie naar uitvoering
Curriculumontwikkeling is een voortdurend proces van verfijning. Volgens het BUG model (hieronder zie je een aangepaste versie van Luc Sluijsmans) kijk je elk jaar naar drie essentiële onderdelen: het beoogde curriculum (je idealen en documentatie), het uitgevoerde curriculum (interpretatie en daadwerkelijke uitvoering), en het gerealiseerde curriculum (ervaringen en resultaten van leerlingen).
Voor de basisvaardigheden betekent dit dat we goed moeten kijken naar de documentatie van wat deze vaardigheden inhouden, hoe we ze interpreteren voor ons vakgebied, en hoe ze tot uiting komen in onze lessen.
Typologie | Verschijningsvorm | Betekenis | Wandelganguitspraak |
Beoogd curriculum | Idealen | De opvattingen, wensen en idealen. | Dit is het droombeeld |
Documentatie | De formele documenten en materialen | Kijk hier staat het in | |
Uitgevoerd curriculum | Interpretatie | Oordelen en interpretaties door leraren | Zo is het vast bedoeld en dit vind ik ervan |
Uitvoering | Het feitelijke onderwijsleerproces | Zo heb ik het in de praktijk gedaan | |
Gerealiseerd curriculum | Ervaringen | De ervaringen van de leerlingen | Dit vond de leerling ervan |
Resultaten | Het effect van het leren. Merkbaar en meetbaar | Dit bereiken we met de leerlingen |
BUG model, aangepast versie van Luc Sluijsmans, Het Ongrijpbare Leerplan, SLO congres 2024
Waar we het over hebben als we het hebben over basisvaardigheden.
Om inzichtelijk te maken wat de basisvaardigheden zijn wilde we de definitieve conceptkerndoelen voor taal, rekenen/wiskunde, burgerschap en digitale geletterdheid gebruiken. Maar de 70+ pagina tellende SLO-documenten zijn niet echt inspirerend en practisch om mee te werken. Gelukkig was een andere school binnen de scholengroep, Portus Juliana, hier ook al tegenaan gelopen en hadden ze als onderdeel van de Toolkit Basisvaardigheden, een basisvaardigheden kaartenset ontwikkeld. Toen ik langsging bij hun organisatiedag wist ik meteen: deze kaartenset hebben wij ook nodig.
Stap 1: Kennismaking via kaartensets
Elke kaart toont een kerndoel aan de voorkant, met concrete voorbeelden op de achterkant.
We begonnen met alle kaarten uitgestald op grote tafels. Het eerste wat opviel: welke kaarten bleven liggen en welke werden massaal opgepakt. Een interessante eerste indicatie van wat leeft bij docenten.
Elke docent koos drie kaarten waar ze affiniteit mee hadden, met één belangrijke voorwaarde: Nederlands docenten mochten geen taalkaarten kiezen en wiskunde docenten geen rekenen/wiskunde kaarten. Dit dwong iedereen om buiten de eigen vakgrenzen te denken.
Vervolgens gingen secties samen tot vier (voor 1-2 uur vakken) of acht (voor 3-4 uur vakken) gemeenschappelijke favorieten komen. Deze oefening alleen al leidde tot waardevolle discussies over wat deze brede doelen eigenlijk betekenen voor de dagelijkse lespraktijk.
De basisvaardigheden in de doorlopende leerlijn
Daarna vroegen we secties om na te denken over de doorlopende leerlijn: hoe komt zo’n breed geformuleerd kerndoel concreet tot uiting in leerjaar 1, 2 en 3? Dit dwong tot het formuleren van concrete, waarneembare leerdoelen.
Neem bijvoorbeeld het thema ‘eten’ in biologie 2-havo. Leerlingen werken met grootheden en eenheden van energie (joules en calorieën) en leren over hoeveel energie mensen nodig hebben. Een concreet leerdoel zou kunnen zijn: “De leerling kan joules en calorieën naar elkaar omrekenen.” Dit raakt het kerndoel ‘de leerling redeneert en rekent met getallen en grootheden’.
Maar wanneer stip je zo’n basisvaardigheid echt aan? Als leerlingen een samenvatting moeten schrijven over ADH-normen, is dat dan automatisch een taaldoel? Alleen als je expliciet handvatten geeft voor wat een goede samenvatting is. Als ze online bronnen moeten zoeken, is dat digitale geletterdheid? Alleen als je ze tools geeft om de betrouwbaarheid te beoordelen.
Deze oefening maakte helder dat het gaat om het expliciet maken van vaardigheden die anders terloops voorbij komen, zonder dat leerlingen er daadwerkelijk van leren.
Denken in waarneembare leerdoelen.
Voordat we naar het curriculumboek gingen, was het belangrijk om stil te staan bij een cruciaal punt: hoe formuleer je eigenlijk goede leerdoelen? Veel docenten zijn gewend om te denken in termen van “de leerling weet het verschil tussen X en Y” of “de leerling begrijpt concept Z.” Maar hier zit een fundamenteel probleem: je kunt niet in het hoofd van een leerling kijken.
Handelingswerkwoorden – woorden die waarneembaar gedrag beschrijven kan je gebruiken in leerdoelen om kennis zichtbaar te maken. In plaats van “de leerling weet” gebruik je “de leerling herkent,” “differentieert,” “checkt,” of “plant.” Het verschil is cruciaal: je kunt observeren of een leerling iets herkent tijdens een les of toets, maar je kunt niet direct zien wat hij of zij “weet.”
Voor de opbouw van leerdoelen hanteren we de ABC-structuur:
Audience (de leerling),
Behavior (waarneembaar gedrag uitgedrukt in handelingswerkwoorden)
Content (de kennis, vaardigheid of houding).
Een goed leerdoel wordt dan bijvoorbeeld: “De leerling kan verschillende online bronnen over energiebehoeften samenvatten” in plaats van “De leerling begrijpt energiebehoeften.”
We deelden verschillende lijsten met handelingswerkwoorden uit – eentje van Bloom’s taxonomie en een specifieke taaldenkfuncties zoals beargumenteren, instrueren en evalueren. Deze concrete woorden helpen docenten om hun lesdoelen scherper te formuleren en maken het verschil tussen wat leerlingen al kunnen en wat ze nog moeten leren veel helderder.
Dit voorwerk was essentieel voor de volgende stap: het systematisch koppelen van basisvaardigheden aan ons curriculum.
Stap 2: Het curriculumboek
De tweede pijler van onze aanpak was het ontwikkelen van een digitaal curriculumboek. In het curriculumboek staat welke stof er per leerjaar, per niveau, per vak en per periode behandeld wordt.
In essentie hebben we een collectie Excel-bestanden in SharePoint gezet, één voor elk leerjaar en niveau.Het groene gedeelte van elk bestand hadden docenten al eerder ingevuld: wat doen we wanneer in het jaar, welke thema’s behandelen we, en hoe toetsen we dat? De nieuwe stap was het koppelen van basisvaardigheden aan deze bestaande inhoud.
Per periode konden docenten aangeven welke basisvaardigheden expliciet aan bod komen. Niet wat er allemaal zou kunnen, maar wat ze echt doen. Bijvoorbeeld: “Leerlingen schrijven een recensie over een gelezen boek” kreeg het label ‘digitale systemen’ omdat ze in Word werken, en ‘de leerling schrijft om tot kennisopbouw of begrip te komen’ voor de taalcomponent.
Met behulp van Power Query in Excel worden alle losse vakbladen automatisch samengevoegd tot overzichtelijke tabellen per basisvaardigheid. Als een docent iets wijzigt in het eigen vakblad, wordt het grote overzicht bij de volgende update automatisch bijgewerkt.
We zijn bijvoorbeelde de dekking van elke basisvaardigheden per klas zoals hieronder hoe burgerschap terugkomt en geïnterpreteerd in 2 havo.
En de dekking van de basisvaardigheden in alle vakken in 2 havo.
Daarna kunnen we alle Excel sheets van de hele onderbouw samen laten komen in een compleet overzicht.
Bijvoorbeeld de hele havo onderbouw. Niet alle basisvaardigheden hoeven elk jaar meerdere keren aangeboden te worden maar wel ergens in de doorlopende leerlijn. In hoeverre dat lukt geeft dit overzicht weer.
Per basisvaardigheid kunnen we ook kijken naar de dekking in het curriculum en waar de hiaten nog zitten.
Nogmaals, docenten hoeven alleen maar 1 tabblad in te vullen en actueel te houden. Excel en Power Queries doet de rest en genereren automatisch overzichten die laten zien hoeveel aandacht elke basisvaardigheid krijgt, in welke vakken, en in welke periodes.
En alsnog, laten we eerlijk zijn: geen enkele docent is het vak ingegaan om een Excel-sheet in te vullen. Het was een intensieve opdracht waarbij we ons onderwijs hebben moeten ‘platslaan’ in hokjes en categorieën. Daarbij is alleen gekeken naar het geplande en vastgelegde curriculum, terwijl mooi onderwijs vaak niet te vangen is in schema’s.
Waarom was dit toch waardevol?
Deze inventarisatie geeft ons een startpunt – een nulmeting – om te zien waar we nu staan met de basisvaardigheden in ons curriculum. Door deze exercitie is het team bewuster geworden van deze vaardigheden in hun eigen vakgebied wat helpt om deze elementen tijdens de lessen beter te herkennen en explicieter te kunnen benadrukken.
Enkele bevindingen:
Gesprekken voeren blijkt relatief weinig terug te komen in ons curriculum. Terwijl ‘de leerling schrijft om tot kennisopbouw of begrip te komen’ veel wordt gedaan, zien we veel minder van ‘de leerling voert gesprekken om tot kennisopbouw, begrip of een aanpak te komen’. Dit terwijl docenten in eerdere workshops over burgeschap al hadden aangegeven dat ze leerlingen meer willen laten praten met elkaar.
Bij wiskunde ontdekten we dat kansberekening nog niet in het onderbouwprogramma zit. Voor de wiskundedocenten kwam dit als een verrassing – bij de nieuwe kerndoelen wordt dit wel verwacht in de onderbouw.
Burgerschap komt nog te weinig terug in het curriculum. Aan het eind van onze inventarisatie stond ‘schoolcultuur’ bijvoorbeeld helemaal rood – dit werd nergens expliciet gedaan. In gesprekken met docenten bevestigde dit hun gevoel dat burgerschap meer aandacht verdient.
Digitale geletterdheid focust zich vooral op echte digitale systemen: Word, PowerPoint, het maken van presentaties en verslagen. Wat minder terugkomt is de kritische kant: werken met data, mediawijsheid, of het maken van weloverwogen keuzes bij het gebruik van digitale technologie.
Positief was dat er veel eenheid bleek tussen de verschillende niveaus. De aandachtspunten zijn grotendeels schoolbreed, wat betekent dat we gezamenlijk kunnen optrekken in plaats van per niveau aparte sporen te bewandelen.
Van inzicht naar actie
Deze inventarisatie was geen doel op zich, maar een startpunt. Op basis van de bevindingen hebben we concrete vervolgstappen geformuleerd.
Voor gesprekken voeren organiseren we trainingen waarin docenten verschillende werkvormen leren, maar ook hoe je moeilijke gesprekken over maatschappelijke kwesties voert en hoe je een veilige sfeer creëert in de klas.
Burgerschap versterken we op verschillende manieren, onder andere door mentorlessen beter te laten aansluiten op het curriculum. Door het curriculumboek kunnen we zoeken naar momenten waarop burgerschapsthema’s het beste passen. Wanneer behandelt geschiedenis de Tweede Wereldoorlog of dekolonisatie? Dan kun je in de mentorles burgerschap koppelen door te praten over discriminatie, diversiteit in de samenleving, en hoe we als democratische gemeenschap omgaan met verschillende achtergronden en meningen.
Wanneer behandelt biologie bijvoorbeeld de longen? Dan is dat het perfecte moment voor een mentorles over vapen en groepsdruk. We gaan ook jeugdliteratuursuggesties koppelen aan het curriculum, zodat leerlingen meer kunnen lezen en de leesboeken beter aansluiten bij thema’s die in de vakken besproken worden. Kortom, volgend schooljaar komt het echte werk pas.
Heb je vragen over deze aanpak? Neem contact op met [email protected] voor meer informatie over de implementatie van basisvaardigheden in jullie curriculum.